Meestal is de overerving van de demyeliniserende vorm autosomaal dominant (CMT1) of X-gebonden (CMTX), hoewel de overerving ook automaal recessief kan zijn (CMT4). Ook van de axonale vorm is de overerving meestal autosomaal dominant (CMT2), maar autosomaal recessief (AR-CMT2) is mogelijk. Soms ontstaat een nieuwe mutatie bij een kind van wie de ouders de ziekte niet hebben.